Vervolg op: Terug van vakantie (1): het beminde onbekende (9 augustus 2016)
In
de film "De aangeklede aap" van Desmond Morris komt een scene voor
waarin een acteur wordt gevraagd om gekleed als clochard met gesloten
ogen midden op straat voor het Louvre te gaan liggen. Fascinerend om te
zien hoe mensen op hem reageren. De meeste mensen lopen met een boog om
hem heen. Anderen blijven van een afstandje toekijken. Niemand die hem
benadert om te kijken of er ook iets mis is. Het meest confronterend
zijn twee druk pratende mannen in pak, die hem volledig negeren, sterker
nog, omdat de "bedelaar" op hun weg ligt, rustig door pratend over hem
heen stappen zonder hem een blik waardig te gunnen en hun weg
vervolgen. De acteur wordt gevraagd hetzelfde nogmaals te doen maar dan
in een klein bergdorpje in de Pyreneeën. Een paar toeristen zien hem en
lopen met een boog om hem heen. Pas als dorpsbewoners de man op de grond
in de gaten krijgen, ontstaat er actie. Ze gaan naar hem toe om te
kijken wat er aan de hand is.
Voor Desmond Morris was dit een
voorbeeld zgn stamgedrag. Als mens heb je maar een beperkt vermogen om
de totale context waarin je je begeeft waar te nemen en een plek te
geven in je bewustzijn. Concreet gemaakt: ieder van ons kan maar met
maximaal zo'n 250 mensen anderen een zinvolle relatie aangaan. Dit is
volgens Morris ook ongeveer de gemiddelde grootte van een stam zonder
vaste interne structuur. In een dergelijke stam is het voor de samenhang
nodig om iedereen bij naam en toenaam te kennen. Bij grotere stammen,
is er een interne structuur nodig, met uiterlijk herkenbare symbolen,
die niet individu gebonden zijn. Aan een uniform herken je bijvoorbeeld
een functie, en weet je wat diens plek in de stam (of organisatie) is,
niet omdat je die iemand persoonlijk kent. Is er geen heldere structuur,
of is de context te complex, dan gaan we volgens Morris alles snel
versimpelen. We selecteren eerst wat belangrijk of onbelangrijk lijkt.
We laten elementen weg (vergeten die zelfs) of geven die een veel minder
belangrijke attentiewaarde.
Terug
naar Parijs. Het aantal mensen, bewegingen en prikkels op het plein
voor het Louvre is zo gigantisch dat wil je nog greep op je eigen
werkelijkheid houden, dan moet je wel selecteren en het plaatje van je
omgeving versimpelen. Mensen, die er voor jou op dat moment niet (of
minder) toe doen (omdat je ze niet kent, of omdat ze geen significante
rol spelen in jouw beleving van de werkelijkheid) beschouw je niet meer
als medemens, maar degradeer je tot een obstakel op je pad, waar je om
of overheen moet. Net zoals de vroege mens in de prehistorie zich een
weg moest banen door het oerbos: bomen waren obstakels, mensen
verdienden aandacht (misschien waren het vrienden of anders vijanden).
Een liggende man (clochard? dronken?) kan zo een obstakel worden, waar
je zonder aandacht aan te schenken over heen kunt stappen: een "boom" in
het hedendaagse woud waar jij je weg moet zien te vinden. Je
gesprekspartner is véél belangrijker.
Hetzelfde thema komt ook
terug in de Pyreneeën-variant. Voor de toeristen is de context zo
onbekend, dat ze al genoeg moeite hebben om deze een plek te geven in
hun beleving van de werkelijkheid, dat ze niet weten wat ze met een
liggende man aan moeten. De omgeving is weliswaar veel minder
prikkeloverdadig dan in Parijs, zodat ze wel de ruimte hebben de man te
registreren en te erkennen dat hij ligt, maar ze zijn niet in staat deze
informatie te duiden en er adequaat op te reageren. Voor de
dorpsbewoners is dat geheel anders. Zijn kennen de context. Zij hebben
al zó vaak hun omgeving geregistreerd, dat deze voorspelbaar is
geworden. Er gebeurt niet zo veel daar hoog in de bergen. Zij zijn
uitstekend in staat de liggende man als iets bijzonders te duiden, dat
vraagt om aandacht en onderzoek.
Aan dit gegeven moest ik heel
erg denken op onze vakantietocht langs de verschillende campings. Op
kleine campings was het heel normaal dat je elkaar groette als je elkaar
tegenkwam. Nummerplaten van de auto's bleken een aanleiding om te
praten over herkomst en reiservaringen. Binnen een dag kon je de mensen
redelijk duiden en een plek geven. Op grote, drukke campings was het
daar heel anders. Mensen groetten nauwelijks tot niet. Sterker nog,
zelfs als je in hun blikveld verscheen en iets deed of zei, werd je soms
volledig genegeerd (alsof je slechts een "boom" was). Een van de
frappantste voorbeelden hiervan zag ik op een mega-camping bij het
Vänernmeer. Op bijna alle campings in Zweden zijn er keukens, waar je je
potje kunt koken, soms met een hele rij aan fornuizen naast elkaar. Net
fris onder de douche vandaan nam ik op een stoel op het keukenterras de
tijd om mijn kleding verder in orde te brengen. Ondertussen kon ik naar
binnen kijken. Naar schatting zo'n 12 groepjes mensen die ieder voor
zich een deel van een fornuis in gebruik hadden. Er werd voor nul
procent met de andere aanwezigen gecommuniceerd. Als mensen elkaar in de
weg stonden, werd woordeloos en met afgewend hoofd dit obstakel
omzeilt. Mijn primaire reactie was een verzuchting: wat een
communicatieve armoede! Juist tijdens het koken op een camping kun je
heerlijk genieten van de verschillen met anderen - van gerecht tot taal
en rolverdeling.
Op weg naar huis herinnerde ik mij Desmond
Morris weer. Je kunt ook maar zo-en-zo veel prikkels tegelijkertijd aan.
Bij overdaad begin je je greep op de werkelijkheid te verliezen. Tenzij
je de context vereenvoudigt en behapbaar maakt. Op dat moment voor jouw
minder relevante mensen beschouw je dus als 'bomen'. Die zijn er
gewoon. Je hoeft ze nauwelijks aandacht te geven. Als ze in de weg
staan, loop je er gewoon omheen. Dit is de biologische invalshoek.
Je
kunt er echter ook vanuit een meer narratieve invalshoek naar kijken.
Deze leert, dat de mens greep krijgt op de eigen werkelijkheid door de
verhalen die hij daarover vertelt. Verhalen creëren samenhang, inzicht
en begrip: luister, zó zit mijn werkelijkheid in elkaar; daarom gebeurt
er wat er gebeurt. Als je in een complexe context (overdaad aan
prikkels, onbekende omgeving, etc.) je verhaal wilt maken, dan weet je
zeker dat je verhaal slechts gaat over een beperkt deel van de
werkelijkheid. Wellicht geef je sommige mensen slechts de rol van 'boom'
in jouw verhaal.
De
kracht van Narratieve Zelfregie (Keridwen's Zelfregie 3.3) zit in het
vermogen van mensen om afstand te nemen van het eigen verhaal, het te
onderzoeken en zo nodig bij te sturen. Misschien kunnen sommige 'bomen'
dan weer mensen worden, omdat je ontdekt dat ze tóch een (belangrijke)
functie in je verhaal hebben. De vraag is dan of je bereid bent je
verhaal te onderzoeken, zo nodig bij te sturen en mogelijk zelfs
helemaal vanaf de grond opnieuw op te bouwen. Dan ontstaat er in ieder
geval een geheel ander verhaal, met nieuwe mogelijkheden.
Onderweg
naar huis, bedacht ik mij dat ik het bijvoorbeeld diverse economen zou
gunnen om met behulp van Narratieve Zelfregie hun verhalen over de homo
economicus te onderzoeken en bij te sturen. Toen dacht ik aan
(top)sporters, hoe gigantisch gefocust zij vaak gereduceerde verhalen
vertellen, geholpen door begeleiders, die zoveel mogelijk afleidende
prikkels (mensen, wensen) weghouden door ze tot 'bomen' te verklaren.
Welke prijs betalen ze hiervoor? Wat zou hun verlies-verhaal kunnen
opleveren voor overwinningen? Daarna kwamen er beelden en beroepen
genoeg boven: start-up en scale-up ondernemers, docenten, bestuurders,
ambtenaren, bankiers, politici ... en ... Wie niet eigenlijk? Wie heeft
het niet nodig om zo nu en dan zijn eigen verhalen te onderzoeken? Je
blik kan wat beperkend zijn. Dan helpt het als een kritische vriend je
Narratieve Zelfregie aanreikt. Hierover later meer.
Marcel van der Pol - www.KERIDWEN.nl - contact
Verwacht: Terug van vakantie (3): #BronsTweet & #TwistQuote
Geen opmerkingen:
Een reactie posten